PAR licht (400 – 700 nm) is de drijvende kracht achter de fotosynthese en is daarmee ook van groot belang voor de groei en productie van gewassen. Lichtonderschepping door het gewas is een belangrijke eigenschap om het licht goed te kunnen benutten. Over het algemeen streven telers naar een zodanig bladoppervlak dat het gewas (bijna) volledige lichtonderschepping heeft. Om dit in te kunnen schatten, doen ze handmatige metingen van de LAI (Leaf area index), dat is de bladoppervlakte per oppervlakte vloeroppervlak. Dat houdt in dat ze handmatig het aantal bladeren en de oppervlakte van deze bladeren meten, wat een tijdrovende bezigheid is waar makkelijk fouten in gemaakt kunnen worden. Het zou een enorme verbetering zijn als het mogelijk zou zijn om dagelijks geautomatiseerd gegevens te verzamelen over de onderschepping van licht door het gewas.
In het AGROS-project “Naar een autonome kas” hebben we daarom PAR-lijnsensoren geïnstalleerd, die de lichtintensiteit op drie hoogten in de kas meten: net boven het gewas, in het midden en net onder het gewas. Elke lijnsensor bestaat uit 10 afzonderlijke PAR-sensoren. De meetresultaten zijn een gemiddelde van de metingen van alle individuele sensoren. Op deze manier worden ruimtelijke verschillen veroorzaakt door het al dan niet aanwezig zijn van een blad net boven de puntmeter geminimaliseerd.
Door PAR-lichtintensiteiten op verschillende niveaus te meten, kan de lichtdoordringing in het gewas worden geschat. Het verschil tussen de PAR-metingen op de verschillende hoogtes is een goede indicatie van het door het gewas onderschepte licht. Experimentele resultaten in een komkommergewas lieten zien dat de resultaten van de PAR-lijnsensoren eenzelfde verloop vertonen als de handmatig gemeten waarden van de LAI. Daarom kunnen de metingen van PAR op verschillende hoogtes worden gebruikt als een automatische en continue meting van de lichtonderschepping door het gewas. Dat betekent dat deze sensor de handmatige, arbeidsintensieve metingen aan de bladeren kunnen vervangen.