Een belangrijke uitdaging in de 21e eeuw is het creëren van een duurzaam voedselsysteem. Melkveehouders staan voor uitdagingen zoals het beperken van de uitstoot van broeikasgassen en het voorkomen van nutriëntenverliezen naar het milieu. Tegelijkertijd blijft winstgevendheid belangrijk en is voer een van de belangrijkste productiekosten op melkveebedrijven. Om de hulpbronnenefficiëntie te verbeteren en de milieu-impact van de melkveehouderij te verminderen, krijgt het verbeteren van de voerefficiëntie steeds meer belangstelling.
In de afgelopen decennia hebben genetische selectie en verbeterde voeding geleid tot hogere melkgiften. Ondertussen is het vermogen van koeien om vezels te verteren afgenomen met 7,5 procentpunten in de periode van 1970 tot 2014. Gezien de toekomstige rol van een koe in een circulair voedselsysteem, waar landgebruik en feed-food competitie brandende problemen zijn, moet het belang van het vermogen van koeien om vezelrijke diëten om te zetten tot hoogwaardige, voor mensen verteerbare voeding niet worden verwaarloosd.
Een voerefficiënte koe produceert vergelijkbare hoeveelheden melk als een andere koe (zelfde ras, pariteit, lactatiestadium, voersamenstelling, etc.), maar met minder voer. Het is aangetoond dat voerefficiëntie, uitgedrukt als de residuele voeropname, een erfelijke eigenschap is. Echter, is er weinig bekend over de mechanismen die ten grondslag liggen aan de verschillen in voerefficiëntie tussen individuen. Het vermogen van koeien om voer te verteren kan een factor zijn die de verschillen in voerefficiëntie kan verklaren.
De verteerbaarheid van het voer wordt gedefinieerd als het aandeel geconsumeerde voedingsstoffen dat beschikbaar is voor het metabolisme (inclusief onderhoud, groei, melkproductie); Het deel van het voer dat wordt geconsumeerd, maar niet wordt verteerd, wordt uitgescheiden in de mest. Onlangs is het fokkerij-bedrijf CRV begonnen met het registreren van individuele voeropname van koeien op commerciële bedrijven in Nederland. Het meten van de variatie in voerverteerbaarheid tussen koeien is echter bewerkelijk en duur en is daarom niet eerder onderzocht bij grote groepen dieren (vereist om de erfelijkheidsgraad te schatten). Verder is er weinig bekend over de relatie tussen voerefficiëntie en voerverteerbaarheid.
De leerstoelgroep Fokkerij en Genetica en de leerstoelgroep Diervoeding van Wageningen University hebben als doel om de verteerbaarheid van melkvee te onderzoeken. Het plan is om dit onderzoek op grote schaal uit te voeren (circa 400 koeien, in tegenstelling tot eerdere onderzoeken met meestal 10 tot 20 koeien) op commerciële bedrijven in Nederland (in samenwerking met CRV) om inzicht te krijgen in de (genetische) variatie in voerverteerbaarheid en voerefficiëntie bij melkkoeien.